Een binnenhuiskat met een oerinstinct

Als een doldwaze zot die de pot goud aan het einde van de regenboog heeft aangetroffen, rent mijn zwart-witte petotter vanop het terras woest naar binnen. Het gebeurt wel vaker dat hij van iets schrikt daar op ons balkon, dus ik trek nauwelijks merkbaar en vol vertrouwen mijn linkerooglid een tikkeltje hoger op om de situatie vanuit mijn bezige huishoudtaak te aanschouwen. Van ver. Niets aan de hand. 

Denk ik. 

Alleen dat ik overloop van liefde en vreugde wanneer ik die eigenzinnige kater wat verderop volhardend hoor stommelen, ravotten en rennen. Wanneer ik het strijdtoneel nader, word ik van beneden begroet met gegrom en trekt dat linkerooglid lichtelijk verbaasd toch een beetje meer omhoog. Ik moet het duidelijk niet wagen om mijn petotter al te dicht te naderen.  


Want. Daar. Steekt. Een. Schattig. Drietenig. Vogelpootje. Uit. Zijn. Bekkie. WTFI?! Meneer heeft een prooi vast die niet van plastic, pluche of catnip is gemaakt, maar één die bestaat uit échte veren, ingewanden, oogjes heeft en een hart; op drie hoog. 

Er is nauwelijks tijd om in shock te zijn, te vrezen voor lichaamswarme ingewanden en bloed doorheen het appartement, te huilen voor de kleine gevederde sukkel, want cat reality trekt aan mijn mouw: ik dien te juichen, apetrots te zijn en mijn dank te betuigen aan stoere jager Thør. Niet dat mijn lof betekent dat ik al dichterbij mag komen om mogelijke bloedsporen te voorkomen. Gegrom blijft mijn deel. 



Verder blijkt het not done om me te verplaatsen naar een andere ruimte. Baasje zal blijven aanschouwen wat kleine petotter  geflikt heeft. Ik word gevolgd door een parmantige, zwart-witte kater met een liefelijk klein beestje in zijn bek. Het tentoon spreiden van testosteron en spierballenvertoon zijn des mensens, maar ook duidelijk des kattens.

Duizend kopjes en strelingen vallen me te beurt, maar nog altijd moet ik het niet in mijn hoofd halen mijn hand uit te steken ter redding van het zielige, gevederde prutske. Totdat mijn eigenzinnige kater er genoeg van heeft, van die kopjes, van rondhossen met een ondertussen dode prooi. Zin om het beestje open te rijten, blijkt er - god zij dank - niet te zijn. Les goûts et les couleurs, eveneens des kattens. Dan krijg ik de prachtige prooi geserveerd. En bloedt mijn hart, terwijl ik meneer Thør zo goed en kwaad mogelijk beloon.

Reacties

Populaire posts